Michiel Satink
In het advocatenkantoor wordt de acceptgiro onder mijn neus geschoven: er staat inderdaad dat de man die tegenover me zit binnen een maand ruim 559.000 euro moest betalen. Strafzaken eindigen voor mij meestal met het vonnis, soms volg ik de kwestie ook nog in hoger beroep maar daarna zijn er weer andere zaken om te volgen. Voor menig veroordeelde is een vonnis of een arrest niet de afronding van een misstap in hun leven, maar het begin van soms nog iets veel ergers.
‘Er zijn cliënten die liever een jaar de bak in gaan om er dan definitief van af te zijn, dan dat ze nog jaren met het CJIB achter zich aan zitten’, zei een van de advocaten die ik in dit stuk interviewde me later, in de zon, staande voor de rechtbank.
Ik begon me met deze ‘door de Staat opgejaagde veroordeelden’ te bemoeien nadat ik een kop koffie had gedronken met een fraudeur. Hij klonk gehaast – want hij had veel te vertellen – maar ook oprecht: ja hij was fout geweest, had zijn werkstraf gedaan en betaalde netjes terug wat hij kon tot het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) die acceptgiro op zijn deurmat liet vallen. Het bedrag klopte niet en hij was evenmin in staat de 375.000 euro die hij volgens de rechtbank in 2018 wel verschuldigd was, binnen een maand op te hoesten. En dus kreeg hij een boete van 77.000 euro en moet hij daarnaast nog eens 24.000 wettelijke rente ophoesten. Het vonnis was bijna vier jaar oud toen ik hem sprak. Ondanks zijn maandelijkse betalingen is hij altijd nog meer verschuldigd dan de bijna vier ton die hij verduisterde. En al die tijd dreigt zijn huis door het CJIB verkocht te worden.
Ondanks zijn zorgen woont de man met zijn gezin in een prima huis, rijdt hij een duurdere wagen dan ik en gaat hij jaarlijks in de zomer op vakantie. Dat is de zichtbare kant van de man. Onzichtbaar zijn de slapeloze nachten, het feit dat zijn vrouw voor de vakanties betaalt en dat de overwaarde van zijn huis – een dikke 50.000 euro – al op de bankrekening van het CJIB gestort is. Ontelbaar zijn de pogingen van zijn advocaat om tot een betalingsregeling te komen. Ik heb hem in mijn verhaal Peter genoemd, omdat hij uiteindelijk niet met zijn eigen naam ik het artikel wilde. Er lopen veel Peters rond in dit land, bleek al toen ik advocaten hierover bevroeg. Te veel voorbeelden heb ik niet in mijn stuk kunnen opnemen.
Ferrari’s en BMW’s
‘Misdaad loont niet’, is het terechte adagio van het Openbaar Ministerie en politie als er weer trots dure wagens van vermeende criminelen worden afgevoerd. Dat is zichtbaar. Onzichtbaar zijn de veroordeelden die veelal afkomstig uit de lagere milieus de verkeerde afslag namen, richting het criminele pad. Onzichtbaar is dat het niet hun BMW’s of Ferrari’s zijn die afgevoerd worden. Via het strafrecht krijgen ze hun verdiende loon, maar daar blijft het dus niet bij. Zolang de schadevergoeding (voor de slachtoffers van hun daad) of de ontnemingsvordering (de ‘criminele winst’) nog niet afbetaald of verjaard is, zullen ze krom liggen. Een bijstandstrekker die desondanks toch gesommeerd wordt maandelijks 175 euro af te dragen, zal moegestreden toch weer dat criminele pad bewandelen om de Staat maar af te betalen.
En terecht dat misdadigers het incassobureau van de Staat achter zich krijgen, schrijven lezers in reactie onder mijn stuk op de site van de Stentor. Alleen waar houdt het op? ‘Stop ermee mensen tot het eind van hun dagen kapot te maken’, schrijft advocaat Jan Vlug in een van zijn observaties. Hij meent dat de ontnemingsvordering alleen gebruikt moet worden waar die voor bedoeld is: ‘het afpakken van Porsches, huizen in Frankrijk en waterscooters, niet het stalken van sloebers.’