Onderzoek Honda Civic

Zo aan het eind van het jaar is het tijd om terug te blikken. En dat doe ik aan de hand van één zaak die eind april een opvallende wending kreeg: onderzoek Honda Civic. Ja, strafrechtelijke onderzoeken krijgen soms bizarre namen.

door Michiel Satink

Dit onderzoek begon voor mij in augustus 2019 met een onopvallende zaak bij de politierechter. Een elektricien stond terecht voor zijn hulp bij het aanleggen van wietkwekerijen in Staphorst, Hoogeveen, Hardenberg, Wijhe en Olst. Wat ik toen nog niet wist, was dat deze klusjesman slechts een bijvangst was in een groter onderzoek naar die kwekerijen dat op 4 april 2017 zijn ‘klapdag’ kende. Toen werden de nu 60-jarige Jim O. uit Wijhe samen met zijn vrouw en een handlanger op heterdaad betrapt in een kwekerij. Ze droegen witte overalls, een van de verdachten had zelfs de knipschaar in de hand om de wiet te oogsten.

Meerdere verdachten stonden terecht voor het volgens het Openbaar Ministerie opzetten van een centraal distributiepunt in de bevoorrading van coffeeshops in Oost-Nederland. Wat opviel: meerdere verdachten waren afkomstig uit Birma, tegenwoordig ook wel Myanmar genoemd. Net als de vrouw van Jim, tevens een van de twee hoofdverdachten. Deze vrouw, die de bijnaam ‘Grote Zus’ kreeg, zou deze jongens de criminele wereld in hebben geholpen. Zelf kwam ze er na een emotionele zitting van af met een voorwaardelijke celstraf.

Nooit meer praten

De vrouw zou samen met Jim terechtstaan, maar er gebeurde iets opvallends op die zitting. De vervolging van Jim werd geschorst. Jim keek de rechters niet een keer aan, reageerde nergens op – ook niet op het voorhouden van zijn personalia. Uit een psychiatrisch rapport blijkt dat hij niet in staat is zijn vervolging te begrijpen. Volgens zijn vrouw praat Jim sinds de zomer van 2021 niet meer. De psychiater omschrijft dat Jim lijdt aan katatonie (‘een psychiatrisch toestandsbeeld, gekenmerkt door staren, zwijgen en bewegingsarmoede’) met daarnaast een vermoedelijk blijvende stomheid.

Daar had het ook voor mij moeten eindigen, maar deze zaak intrigeerde mij. Omdat het voor mij voor het eerst was dat ik een schorsing van strafvervolging wegens een dergelijke reden meemaakte. Maar ook omdat ik het niet geloofde. Dus ging ik op onderzoek uit. Dat resulteerde, negen maanden later, in dit stuk: Facebookbeelden zaaien twijfel over ‘stomheid’ van verdachte.

Het artikel verscheen op de site van dagblad de Stentor aan de vooravond van de zitting waarop het OM de vervolging definitief wilde staken. Dat voorstel kwam er vervolgens nooit: het OM verzocht op de zitting de volgende dag om extra onderzoek en dat vonden de rechters een goed idee. Dit mede nadat een van de door mij opgedoken video’s – met een schijnbaar pratende Jim op de achtergrond van een Birma-demonstratie in Den Haag – in de rechtszaal werd getoond. Misschien het meest opvallende van mijn onderzoek was wel dat de video’s waaruit de diagnose van mutisme (het nooit meer praten) te betwijfelen valt, gewoon openbaar op Facebook te vinden zijn. Goed, het kost je uren spitwerk, maar toch.

De officier van justitie klopte na die zitting bij mij aan om meer informatie, maar het is niet aan mij om de opsporing te bespoedigen. Bovendien heeft het OM vooraf de kans gehad de door mij opgedoken filmpjes te bekijken maar ze wilde dat niet. Wordt vervolgd in 2024.

Een jaar waarin ik – met ditzelfde werk – verder ga onder de vleugels van het Juridisch Persbureau Zwolle.

De sneeuw kleurt rood

Michiel Satink

De hemel boven de camping in Harderwijk blijft zwart. Het is iets na twaalf uur middernacht op 1 januari 2011 en een groep mensen staat rond een krater die er een paar seconden eerder nog niet was. De hemel had verlicht moeten zijn met alle kleuren van de regenboog, een groots spektakel dat het nieuwe jaar in zou luiden, maar na die ene knal blijft het stil. ”We stonden met zijn vieren op een rij maar Roy lag op de grond. ‘Doe niet zo gek’, zeiden we. Roy was van de geintjes maar toen zagen we een hoop bloed.” Roy overlijdt ter plaatse, 13 jaar oud is hij, en een jaar en een maand later staan zijn vader en een vriend terecht voor het tot ontploffing brengen van een fatale mortierbom.

Ieder jaar rond december speelt deze zaak zich opnieuw af in mijn hoofd. Het is zaal A in de rechtbank in Zutphen. Voor me zitten vader Cor en zijn goede vriend Frederik, vrienden met een jaarlijkse vuurwerktraditie. ”We kochten illegaal vuurwerk om er meer plezier van te hebben. Wat groter”, zegt Cor. Op een bestellijst van een collega kruist Frederik de bom aan en Cor plaatst de bestelling. ”Het was een struisvogelei”, zegt Cor, om de grootte ervan aan te geven. Hiermee wilden de twee veertigers de geboorte van een nieuw jaar vieren, maar hoe werkt zoiets? Frederik heeft eerder gezien hoe zo’n mortierbom de lucht in ging. ”Ik verwachtte glitters en fonteinen.” De bom moest in een ingegraven pijp gelanceerd worden, een stalen buis bij voorkeur. Op het laatste moment vonden ze een gietijzeren kachelpijp. Cor groef ‘em met Roy en diens tweelingbroer in.

Maar dan nog: hoe werkt het? Een mortierbom is een bal met siervuurwerk met eronder een klein compartiment met kruit om deze te lanceren, legt even later op de zitting de officier van justitie uit. ”Ze wisten beiden niet precies hoe ze de mortier af moesten steken. Ze hadden geen gebruiksaanwijzing”, zegt de officier. Cor en Frederik waren er van overtuigd dat de bolle kant aan de onderzijde moest. ”Dat had de verkoper verteld.” En ze hadden mazzel met de kachelpijp: de bom paste net. Nou ja, hij moest een beetje aangedrukt worden maar hij paste. En dus werd binnen in de warme chalet de champagne ingeschonken en werden de laatste seconden van 2010 afgeteld.

Een 6 inch mortierbom

‘Bij de aanschaf, daar is het misgegaan. We hadden het nooit moeten aanschaffen.”

Na het toosten en het uitspreken van nieuwjaarswensen gaat het gezelschap naar buiten. Ieder jaar staan ze met de jaarwisseling op camping De Konijnenberg. Om hen heen klinken de knallen van vuurpijlen die de hemel boven Harderwijk oplichten. Het is nu wachten tot hun ei boven de camping openbarst. Frederik steekt het gevaarte aan en voegt zich bij de anderen, op een meter of 15 van de pijp. Ze staren naar de gietijzeren pijp waar een pluimpje rook uit komt. Dan klinkt ”een ongelooflijke knal”, zegt Frederik in de muisstille rechtszaal. Cor beschrijft dat hij lichtflitsen ziet en een piep in zijn oor hoort. Zijn zoon lag plots iets verderop. De sneeuw kleurt rood. ”Bij de aanschaf, daar is het misgegaan. We hadden het nooit moeten aanschaffen”, zegt Cor hoofdschuddend over de mortierbom.

De bolle kant van deze mortierbom bleek niet de onder- maar de bovenzijde te zijn. Bovendien moet je zo’n bom nooit aandrukken. De derde fout die Cor en Frederik maakten was het gebruik van de gietijzeren pijp. Specialisten van Defensie zochten uit dat de bom op een afstand van 265 meter veilig afgestoken had kunnen worden. Het slachtoffer stond op 13,5 meter van de krater. De gietijzeren pijp spatte door de druk uiteen en de scherven van vele centimeters groot drongen door de chalets die nabij stonden. In de dichtstbijzijnde chalet gingen scherven er aan de ene kant in en aan de andere kant uit. De eigenaren van die chalet hadden er toevallig voor gekozen de jaarwisseling elders door te brengen. Een van die scherven was Roy fataal. Hij overleed ter plaatse.

Beide verdachten kregen een voorwaardelijke celstraf van een jaar en een taakstraf opgelegd. Maar de grootste straf is het gemis van mijn zoon, zei Cor stilletjes op die zitting. Voor hem blijft de hemel ieder jaar op 1 januari zwart.

Een kop koffie met een opgejaagde fraudeur

Michiel Satink

In het advocatenkantoor wordt de acceptgiro onder mijn neus geschoven: er staat inderdaad dat de man die tegenover me zit binnen een maand ruim 559.000 euro moest betalen. Strafzaken eindigen voor mij meestal met het vonnis, soms volg ik de kwestie ook nog in hoger beroep maar daarna zijn er weer andere zaken om te volgen. Voor menig veroordeelde is een vonnis of een arrest niet de afronding van een misstap in hun leven, maar het begin van soms nog iets veel ergers.

‘Er zijn cliënten die liever een jaar de bak in gaan om er dan definitief van af te zijn, dan dat ze nog jaren met het CJIB achter zich aan zitten’, zei een van de advocaten die ik in dit stuk interviewde me later, in de zon, staande voor de rechtbank.

Ik begon me met deze ‘door de Staat opgejaagde veroordeelden’ te bemoeien nadat ik een kop koffie had gedronken met een fraudeur. Hij klonk gehaast – want hij had veel te vertellen – maar ook oprecht: ja hij was fout geweest, had zijn werkstraf gedaan en betaalde netjes terug wat hij kon tot het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) die acceptgiro op zijn deurmat liet vallen. Het bedrag klopte niet en hij was evenmin in staat de 375.000 euro die hij volgens de rechtbank in 2018 wel verschuldigd was, binnen een maand op te hoesten. En dus kreeg hij een boete van 77.000 euro en moet hij daarnaast nog eens 24.000 wettelijke rente ophoesten. Het vonnis was bijna vier jaar oud toen ik hem sprak. Ondanks zijn maandelijkse betalingen is hij altijd nog meer verschuldigd dan de bijna vier ton die hij verduisterde. En al die tijd dreigt zijn huis door het CJIB verkocht te worden.

voorpagina van dagblad de Stentor
Voorpagina van dagblad de Stentor van zaterdag 4 juni 2022

Ondanks zijn zorgen woont de man met zijn gezin in een prima huis, rijdt hij een duurdere wagen dan ik en gaat hij jaarlijks in de zomer op vakantie. Dat is de zichtbare kant van de man. Onzichtbaar zijn de slapeloze nachten, het feit dat zijn vrouw voor de vakanties betaalt en dat de overwaarde van zijn huis – een dikke 50.000 euro – al op de bankrekening van het CJIB gestort is. Ontelbaar zijn de pogingen van zijn advocaat om tot een betalingsregeling te komen. Ik heb hem in mijn verhaal Peter genoemd, omdat hij uiteindelijk niet met zijn eigen naam ik het artikel wilde. Er lopen veel Peters rond in dit land, bleek al toen ik advocaten hierover bevroeg. Te veel voorbeelden heb ik niet in mijn stuk kunnen opnemen.

Ferrari’s en BMW’s

‘Misdaad loont niet’, is het terechte adagio van het Openbaar Ministerie en politie als er weer trots dure wagens van vermeende criminelen worden afgevoerd. Dat is zichtbaar. Onzichtbaar zijn de veroordeelden die veelal afkomstig uit de lagere milieus de verkeerde afslag namen, richting het criminele pad. Onzichtbaar is dat het niet hun BMW’s of Ferrari’s zijn die afgevoerd worden. Via het strafrecht krijgen ze hun verdiende loon, maar daar blijft het dus niet bij. Zolang de schadevergoeding (voor de slachtoffers van hun daad) of de ontnemingsvordering (de ‘criminele winst’) nog niet afbetaald of verjaard is, zullen ze krom liggen. Een bijstandstrekker die desondanks toch gesommeerd wordt maandelijks 175 euro af te dragen, zal moegestreden toch weer dat criminele pad bewandelen om de Staat maar af te betalen.

En terecht dat misdadigers het incassobureau van de Staat achter zich krijgen, schrijven lezers in reactie onder mijn stuk op de site van de Stentor. Alleen waar houdt het op? ‘Stop ermee mensen tot het eind van hun dagen kapot te maken’, schrijft advocaat Jan Vlug in een van zijn observaties. Hij meent dat de ontnemingsvordering alleen gebruikt moet worden waar die voor bedoeld is: ‘het afpakken van Porsches, huizen in Frankrijk en waterscooters, niet het stalken van sloebers.’

De reciprozaag, het metaaldeeltje en het lijk

Michiel Satink

Tegenover Mark zit Deniz. Zijn lichaam is wat ingezakt, zijn hoofd hangt scheef. Mark schenkt zichzelf wijn in terwijl een rood straaltje langs het hoofd van Deniz loopt.

Het is woensdagavond 7 februari 2018 en het is de laatste keer dat Mark tegenover Deniz zit. Enkele minuten voor dit moment klonk een knal in de woonkamer van Mark in Zwolle-Zuid. Het is het laatste dat Deniz in zijn leven gehoord heeft en Mark is de enige die weet wat er die avond precies gebeurd is. Eén enkele kogel doorboort na die knal het hoofd van Deniz. Terwijl Mark zijn wijn drinkt, houdt hij zijn telefoon in de handen. ,,Je wil niet weten hoe zwaar die telefoon voelde op dat moment”, zegt hij 3,5 jaar later tegen de raadsheren van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Hij belt niet met de hulpdiensten. Hij zegt hier niets over tegen de nabestaanden als hij twee dagen later op het verjaardagsfeest is van een van de dochters van Deniz. ,,Hij komt nog wel”, zegt hij tegen de vrouw over haar dan vermiste man.

Emmer ammoniak

Mark’s telefoon woog zo zwaar die avond omdat naar zijn idee een belletje met de hulpdiensten zijn lot bezegeld zou hebben. Hij zou meteen worden gezien als de moordenaar van Deniz. Een scenario dat alsnog werkelijkheid wordt door de stappen die hij de dagen erna zet. Hij besluit dat het op een vermissing moet lijken en gaat hierbij nauwgezet te werk. Hij haalt het pistool uit elkaar, plaatst de onderdelen in een emmer vol ammoniak en gooit een deel in een kanaal in Alkmaar. De volgens het Openbaar Ministerie belangrijkste onderdelen laat hij in een vuilnisbak bij een tankstation langs de A28 achter. Hij voert de bebloede bank af en laat een bevriende stukadoor de muur achter de bank opnieuw witten. Maar dan: wat te doen met het lijk in zijn woonkamer? Hij sleept het lichaam naar boven, weet het in bad te krijgen en zaagt het dan met een reciprozaag in acht delen die hij vervolgens, in strijkzakken, dumpt in de kruipruimte. Deze zakken zijn lucht- en geurdicht en worden veelal in de wietwereld gebruikt.

Artikel in de Stentor over het hoger beroep in de kruipruimtemoord

Nog zwaarder dan de telefoon moet de wroeging geweest zijn. Mark zocht mee met de familie die zich dagenlang tevergeefs afvroeg of Deniz nog terug zou komen. Aangeslagen zit hij op 25 april 2019 in de rechtbank in Zwolle als hij de ogen van de nabestaanden in zijn rug voelt prikken. De zakken met lichaamsdelen zijn dan al een jaar terug uit de kruipruimte gehaald. Op zijn aanwijzingen worden delen van het pistool uit het kanaal in Alkmaar gevist. Over de verminking van het lichaam is Mark open maar het Openbaar Ministerie twijfelt over de vraag hoe Deniz om het leven kwam. Zette hij het pistool zelf op zijn hoofd die avond, kwam Mark tussenbeide maar kon hij niet voorkomen dat de trekker overging? Of schoot Mark zelf om zo onder de jarenlange druk van collega Deniz af te komen? ,,Liever acht jaar zitten dan tien jaar de slaaf van een Turk”, zou hij gezegd hebben. De officier van justitie wikt en weegt en acht doodslag niet bewezen. Maar dan komt opeens slachtofferadvocaat Richard Korver met een eigen onderzoek op de proppen. De rechtbank besluit de strafzaak te heropenen en laat het Nederlands Forensisch Instituut een metaaldeeltje bestuderen van van enkele millimeters groot en 0,04 gram zwaar dat bij de wond op het hoofd van Deniz is gevonden. Zat er een voorwerp tussen het pistool en het hoofd? Als dat zo is, dan klopt het scenario van Mark niet meer en is het dus toch doodslag. Hield Deniz iets voor zijn hoofd in een ultieme poging zich te verweren? Ook wordt gekeken naar de schootsafstand. Hoe meer centimeters er tussen loop en het hoofd zaten, des te ongeloofwaardiger is Marks scenario.

Op 3 november 2021 zit een zelfverzekerde Mark tegenover drie raadsheren en de griffier van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Hij ging in beroep tegen de veroordeling tot 12 jaar en tbs met dwangverpleging voor doodslag en verminking van het lichaam. Mark werkte beroepsmatig met gegalvaniseerd plaatstaal, zegt zijn advocaat Anno Huisman. Wat als zo’n metaaldeeltje in het wapen zat toen Deniz de trekker overhaalde? Ook past volgens de advocaat de schootsafstand bij het scenario van zijn cliënt. Hij trekt de arm weg van het hoofd van Deniz en op dat moment gaat het wapen af, redeneert hij. De drie raadsheren zijn kritisch over het grondige schoonmaakwerk van de verdachte. Waarom alle sporen van het pistool wissen als deze juist passen in zijn scenario? Het is nu aan de raadsheren te bepalen of het metaaldeeltje genoeg gewicht in de schaal brengt voor een veroordeling wegens doodslag of dat het toch zelfmoord is geweest.

Het arrest volgt eind december.

Het duistere einde van het jacht van een biermagnaat

(bewerking van mijn onderzoeksartikel geschreven voor Dagblad van het Noorden en Leeuwarder Courant)

Michiel Satink

Het dertig meter lange schip Something Cool van Freddy Heineken is begin 2017 aan het Winschoterdiep in Groningen tot schroot gezaagd. Tijdens de sloopwerkzaamheden viel de Inspectie SZW binnen omdat de boot vol asbest bleek te zitten. Dat terwijl het luxe jacht drie jaar eerder nog bijna een miljoen euro waard was.

Something Cool (foto Feadship)
Something Cool (foto Feadship)

Oranjeminnend Nederland maakt zich in de zomer van 1987 ernstig zorgen om koningin Beatrix die een hersenvliesontsteking krijgt op een cruise in het Zuid-Franse Antibes. Ze blijkt aan boord te zijn van het bijna dertig meter lange jacht Something Cool van biermagnaat Freddy Heineken. De koningin, die uiteindelijk prima herstelt, was in 1980 voor het eerst aan boord en voer vaker mee op dit klassieke jacht uit 1964 dat 7 jaar na de bouw in handen van Heineken kwam. Het karakteristieke schip, gebouwd als Louise II, werd na de aankoop door Heineken herdoopt als Something Cool II en in Aalsmeer op de werf van Koninklijke De Vries Scheepsbouw aan zijn wensen aangepast. Zes jaar na zijn overlijden in 2002 staat het schip in het Zuid-Franse Antibes te koop voor een bedrag van 950.000 euro. In 2014 keert de Something Cool terug in Nederland tijdens een parade van schepen van de Feadship Heritage Fleet aan de Westeinder. Nog geen drie jaar later blijkt het klassieke jacht op de schroothoop te zijn beland en begint een onderzoek naar strafbare feiten gepleegd in Makkum en in Groningen. Bij de ontmanteling in beide plaatsen kwam volgens het Openbaar Ministerie asbest vrij. En bij beide bedrijven zijn medewerkers in gevaar gebracht.

‘Bootje bij een schuurtje’

Koninklijke De Vries Scheepsbouw is een van in totaal zes bedrijven die samen het gerenommeerde Feadship vormen. Onder die merknaam worden exclusieve, zeegaande motorjachten gebouwd voor de rijken der aarde. In Makkum zou de Something Cool in 2016 worden gerenoveerd, schrijft advocaat Hans Jan Bussink desgevraagd namens zijn cliënt. Kosten noch moeite werd gespaard, aldus de raadsman, maar uiteindelijk bleek het technisch een onhaalbare zaak. Volgens raadsman Niek Heidanus, die het Groningse SimmereN Schroot bijstaat, wilde De Vries geen cent meer uitgeven aan de voormalige jacht van Heineken. Om van het schip af te komen, neemt de werf contact op met de inkoper van SimmereN. De Vries heeft nog ‘een bootje bij een schuurtje staan’ – zo verwoordt Heidanus het – dat wellicht nog wat oud ijzer oplevert. Op 5 december 2016 bezoekt de inkoper de werf en wordt op kantoor met alle egards ontvangen. Hij kan het schip niet van binnen kijken omdat het grotendeels in plastic is verpakt en is voorzien van stickers met de melding ‘asbest’. Die stickers zitten er nog op van voor de sanering en zullen verwijderd worden. SimmereN neemt de opdracht aan.

Tijdens de donkere dagen voor Kerst 2016 leveren een matroos en schipper het schip af in Groningen. Het plastic en de asbeststickers zijn verwijderd. Een ‘schoon schip’ dus, concludeert de schroothandel, waarna het jacht in stukken wordt gesneden. Uit gegevens van Het Kadaster blijkt dat Van SimmereN op 10 januari 2017 verklaart dat de Something Cool gesloopt is. Op papier komt er dan een eind aan het roemruchte jacht, maar als op 6 februari de laatste onderdelen nog gesloopt worden, lopen medewerkers van de Inspectie SZW het terrein op van SimmereN. Zij leggen het werk direct stil want controleurs constateren dat er nog steeds asbest in de delen van het wrak aanwezig zijn. Uiteindelijk gaat het Openbaar Ministerie over tot vervolging.

Sloop in Het Kadaster
De sloop zoals vastgelegd in Het Kadaster

SimmereN wordt verweten haar medewerkers in gevaar gebracht te hebben en de milieuregels te hebben overtreden. Maar dat geldt ook voor De Vries waar het jacht gestript is. Volgens het Openbaar Ministerie ging er veel mis bij de sloop. Op de werf in Makkum zouden luiken op het bovendek zijn verwijderd waarachter spuitasbest zat. Levensgevaarlijk, aldus het OM. Ook de matroos en schipper zijn blootgesteld aan de gevaren van asbest. Dat geldt ook voor Van SimmereN Schroot. Medewerkers bij beide bedrijven werden volgens het OM blootgesteld aan asbestvezels die in de longen kunnen doordringen en long-, buikvlies- of longvlieskanker kunnen veroorzaken. Veiligheidsmaatregelen zijn niet nageleefd. Naast beide bedrijven zijn ook de CEO van De Vries en de bedrijfsleider van SimmereN gedaagd.

Goede reputatie

De scheepswerf kan zich absoluut niet vinden in de gang van zaken zoals geschetst door het OM. ,,De veiligheid van medewerkers en andere betrokken hebben voor hen altijd prioriteit. Cliënten hebben dan ook een buitengewoon goede reputatie op het gebied van Arbo en milieu en hebben, zoals altijd, naar eer en geweten gehandeld”, stelt advocaat Bussink. De werf stelt dat Van SimmereN ervaring heeft met het verwerken van astbesthoudend materiaal. Heidanus meent dat het grote De Vries de schroothandel ,,op slinkse wijze heeft misleid en bedonderd”.

De strafzaak wordt in 2021 behandeld in de rechtbank in Zwolle.

 

 

Levenslang tijdens een pandemie

door Michiel Satink

Zo heel vaak maak ik niet mee dat in een rechtszaal levenslang geëist wordt. Net zo weinig hoor ik een rechter uitspreken dat het daadwerkelijk levenslang is geworden. De tramschutter hoorde en kreeg deze straf in de rechtbank in Utrecht. Zowel tijdens het aanhoren van de eis van de officieren van justitie als ten tijde van het uitspreken van het vonnis zat ik in de videozaal in deze rechtbank. Was die zaal bij aanvang van de zaak nog afgeladen vol, op de vrijdagmiddag van de uitspraak zit ik er met slechts vijf of zes anderen. In de twee weken tussen de eis en uitspraak is de wereld veranderd. Een pandemie houdt iedereen in een ijzeren greep. De straten, de cafés, de restaurants en publieke instellingen zijn leeg, de deuren gesloten, de lichten gedoofd. Handen worden niet langer geschud en iedereen loopt letterlijk in een boog om de ander heen.

De rechtbank in Utrecht, kort na de uitspraak.

Maar die uitspraak moest gedaan worden. En dus was de videozaal nagenoeg leeg zodat iedereen voldoende afstand van elkaar kon houden. Toen nog verdachte Gökmen T. was niet aangevoerd om de parketpolitie niet onnodig te belasten. Nabestaanden en slachtoffers waren maar beperkt welkom in de rechtbank. Enkelen waren al niet van plan te komen omdat ze zelf tot de voor het virus kwetsbare groep behoren. Het bespugen van rechters en zijn eigen advocaat door T. tijdens de zittingsdagen kwam opeens in een ander licht te staan. Als hij het virus maar niet bij zich droeg, dacht de een, terwijl de ander hem dat juist wel toewenste. Want T. toonde zich met zijn gedrag tijdens de zittingsdagen van zijn lelijkste kant. Er zijn weinig veroordeelden die minder sympathie opwekken dan deze man die in maart 2019 in en bij een tram op het 24 Oktoberplein in Utrecht willekeurig mensen liquideerde. De reconstructie – een computeranimatie die in de rechtszaal getoond werd – volgde T. op de rug terwijl hij rustig zijn wapen laadde en op de een na de andere passagier richtte en afdrukte. Van zeer dichtbij leek hij doelbewust op hoofd en hart te richten om zoveel mogelijk leed te berokkenen. Zij die de terreurdaad overleefden, beschreven in de rechtszaal de blinde paniek die in het tramstel ontstond. T. hoorde het minzaam glimlachend aan. Waarom het levenslang werd, legt persrechter Els de Stigter hier kort uit:

Die uitspraak, nu anderhalve week terug, was mijn laatste bezoek aan een rechtszaal tot nu toe. De rechtspraak is piepend tot een vrijwel volledige stilstand gekomen. Alles wordt vooruitgeschoven naar een toekomst die ver achter de horizon verborgen lijkt. Al biedt deze crisis wel de kans aan de rechtspraak haar achterstand op digitaal gebied in te halen. Zo woonde ik via mijn telefoonscherm vanuit huis zowaar een digitale zitting van de rechtbank in Zwolle bij. Nadat de voorzitter de zitting opende en op een scherm een medewerker van de penitentiaire inrichting in Arnhem verscheen, bleek het systeem niet vrij van kinderziektes. ‘We willen graag verdachte M. in de stoel voor de camera’, zei de voorzitter. De medewerker noemde drie namen van verdachten die hij in de ruimte ernaast klaar had zitten. Daar zat M. niet tussen.

De witte was van 320 miljoen

Dollars op tafel aan de Columbusstraat (foto still uit video inval in 2015)

door Michiel Satink

De Columbusstraat in Willemstad op Curaçao is overdag een kleurrijke winkelstraat. In de avonduren, als de felle kleuren van de panden wat zijn gedimd, kun je er eten en drinken in een van de cafés en restaurants. In een van deze panden zit tot juli 2015 Monterrey Trading Co, een bedrijf zeer in trek bij Venezolanen. Het winkelpand is inmiddels gesloten. Zou je het nu betreden, dan stap je een paar jaar terug in de tijd. Het is een tijdscapsule, zo omschrijft een van de advocaten die er zelf is geweest. Je kunt zien waarom het zo favoriet was bij de Venezolanen, al moet je wel weten waarom. Op de toonbank en elders in het gebouw liggen nog tientallen pinterminals en specifiek daarvoor kwamen de gasten uit het buurland in dit pand aan de Columbusstraat.

Het vreemde is dat de klanten niet met goederen, maar met geld naar buiten kwamen. In totaal liepen ze met meer dan 320 miljoen dollar naar buiten. En dat op nog geen 200 meter lopen van het Openbaar Ministerie (zie de kaart) en nog geen 200 kilometer vliegen van Venezuela. Want het geld verdween naar het buurland, tot de werknemers van het pand 200 meter verderop bij Monterrey binnenvielen. En dat alles nadat een filiaal van de ING bank meer dan 7.000 kilometer verderop opviel dat een pas in Amsterdam opgericht bedrijf in enkele maanden tijd voor tientallen miljoenen aan omzet maakte.

De rechtbank in Zwolle

Witwasonderzoeken Troya en Cymbal hebben alles te maken met deze dollars, het bedrijf in Amsterdam, het pand aan de Columbusstraat (video inval juli 2015) en de familie G. Ik volg de ontwikkelingen van dit onderzoek al een paar jaar vanuit de rechtbank in Zwolle. Op 11 juli dit jaar deed hoofdverdachte Itzhak G. (53) hier in zaal 2 dan eindelijk uit de doeken wat er allemaal aan de Columbusstraat was gebeurd. In augustus 2007 vroeg een Venezolaanse toerist of hij in de zaak van G. mocht ‘swipen’. Hij wilde dollars in contanten van zijn kaart. Tien procent daarvan was voor G. Een dag later stond het geld op zijn rekening en haalde hij het op bij de bank. ‘Ik zei tegen mijn broer: dit was de makkelijkste tien procent die ik ooit heb verdiend.’ G. wist niet wat de Venezolaan met dat geld wilde, hij zag alleen een interessant businessmodel. Het viel hem op dat het elders ook gebeurde. In een Swatch-filiaal van de familie op Aruba ging de jaarlijkse omzet opeens van 250.000 naar 1,5 miljoen dollar.

Vervolgens werd op grote schaal ‘geswiped’ voor Venezolanen. Zoveel dat zijn secretaresse ‘haar vingers blauw tikte’ van het invoeren van de nummers van de bankpassen van de klanten. Tussenpersonen brachten dozen vol van deze ‘regeringskaarten’ het pand binnen. De bank op Curaçao nodigde G. uit voor een gesprek, hoorde het aan en liet het begaan, zo omschreef hij aan de rechters. Volgens de verdachten waren zijn niet de enige die zich bezighielden met dit ‘gedoogde swipen’. Naar verluid was er eind 2007 zelfs een tekort zijn aan dollars op het eiland.

Wat wilden die Venezolanen met die dollars? In hun vaderland was de valutahandel aan banden gelegd. De Bolivar werd zo weinig vertrouwd dat iedereen er het liefst in dollars handelde, wat de waarde van de munt verder onder druk zette. Door de valutahandel aan banden te leggen, werden dollars schaars in Venezuela. En wat schaars is, is meer waard. Om landgenoten de kans te geven in het buitenland medicijnen en ‘vakantiegoederen’ te kopen, werden vanuit de regering credit- of eigenlijk debitcards verstrekt. Door via Monterrey Trading in de Columbusstraat te doen alsof er medicijnen en later lingerie werd gekocht, werden de kaarten leeg getrokken. Maar in plaats van met pillen of beha’s vlogen de Venezolanen terug met dollars in hun koffers die op de zwarte markt daar soms wel het tienvoudige waard waren.

Toen de Venezolaanse regering doorkreeg dat er iets niet klopte, beperkte ze de uitgaven die men in de regio mocht maken. Dus week G. uit naar Nederland. Via zijn neef schreef hij een bedrijf in bij de Kamer van Koophandel en opende een ING-rekening. Het swipen ging door tot men bij de bank in Amsterdam argwaan kreeg. Ja, het was een grijs gebied en ja, G. had vragen moeten stellen, zei hij de rechters. En de vervalste pinbonnen die hij meegaf, dat had ook niet gemoeten. Itzhak G. pauzeert even, en zegt dan:

‘Het was zo normaal op het eiland, ik wil dat niet als excuus gebruiken, maar het was bewolkt daar in de hersenen. Ik keek meer naar de dollars.’

G. deed eerder al uitvoerig zijn verhaal tegenover financieel rechercheurs. Het Openbaar Ministerie kwam namelijk al ruim voordat partijen tegenover elkaar in de rechtszaal zouden zitten, met een voorstel omdat ze een langslepend onderzoek voor zich zag. En een ontnemingszaak, waarbij de criminele winst wordt afgepakt, zou helemaal een lastige exercitie worden. In ruil voor strafvermindering en een schikking moesten de broers G. openheid van zaken geven. Financieel uitgekleed zat G. daarom tegenover de rechters. In ruil voor die openheid hoorden hij en zijn broer straffen eisen die vrijwel gelijk waren aan de dagen die ze in voorarrest hadden gezeten.

Hoe zou de rechtbank Overijssel reageren op dit handjeklap? Ze kwam met celstraffen van 5 en 6 jaar. Onverwacht hoge straffen, zo reageerde de verdediging. Zoals verwacht gingen de advocaten in beroep, maar het Openbaar Ministerie deed dat ook om dezelfde reden. Opvallend, want normaal gaat het OM in beroep als de opgelegde straf in haar ogen te laag is. Nu ging ze dus in beroep omdat de straf te hoog is. Het experiment, om in ruil voor een lagere strafeis een overeenkomst met verdachten van grote fraudezaken te sluiten, is nog niet ten einde, antwoordde een woordvoerder van het Functioneel Parket desgevraagd. Maar wie van de verdachten durft nu zo’n overeenkomst nog aan te gaan?

Reconstructie van een dubbele kindermoord

door Michiel Satink

Een 36-jarige moeder uit Apeldoorn had nachtmerries waarin ze haar twee kinderen de keel doorsneed. Op 2 oktober 2013 maakte ze van deze nare droom werkelijkheid. Was haar gewelddadige handelen beïnvloed door de bijwerkingen van antidepressiva? Woensdag en donderdag dient het hoger beroep bij het gerechtshof in Arnhem. Een reconstructie van de dubbele kindermoord.

Het huis in Apeldoorn waar het drama plaats had

Het roodwitte lint, gespannen tussen een boom en een lantaarnpaal, danst in de wind. Erachter staan in het geelzwart gestoken agenten. Daar weer achter een witte portocabin waarin onderzoek wordt gedaan door mannen in dezelfde kleur pakken. Het is 2 oktober 2013, begin van de avond. Uit diverse huizen in deze jaren ’80-wijk in Apeldoorn stijgen kookgeuren op. Maar niet iedereen zit met het gezin aan tafel. Buiten staren enkele buurtbewoners bezorgd naar het lint en de agenten. De overbuurman wist dat er iets in Apeldoorn gebeurd was, ,,maar niet in mijn straat”. Hij kende het gezin niet. Agenten ter plaatse wilden ook aan hem niets kwijt. ,,Mijn kinderen kwamen er wel eens spelen. Echt een heel normaal gezin”, voegt een vrouw toe. Niemand zag het bloedbad in het rijtjeshuis aankomen. Weinigen wisten van de nachtmerries van Aurélie V.

De dromen

In juni dat jaar droomt de dan 33-jarige moeder voor het eerst over het doden van haar 6-jarige Rosa en haar 8-jarige zwaargehandicapte zoon Lucas. Angstig vertelt de over de nachtmerries aan haar moeder. Volgens haar advocaten begon Aurélie vanaf eind die maand uit te vallen tegen haar kinderen. Vanaf september besluit ze meer vanuit huis te gaan werken. De buurvrouw schuin tegenover haar en een tweede buurtbewoner merken een gedragsverandering op, blijkt uit getuigenverklaringen. Aurélie zwaaide altijd uitbundig Lucas uit als hij met de gehandicaptenbus werd opgehaald. De laatste weken van september stapt ze echter meteen weer haar huis binnen. Op 28 september is er een klein feestje: Rosa heeft haar zwemdiploma behaald. De blijdschap is bij de moeder van korte duur. Ze vond het leven niet meer leuk, zei ze haar man. Die wilde dat ze hulp zou zoeken. Op maandag 30 september meldt ze zich ziek en geeft aan een psycholoog te zoeken. Op dinsdag 1 oktober bezoekt ze samen met haar dochter de huisarts. Het meisje heeft koorts dus wordt ze op 2 oktober ziek gemeld. Aurélie bestelt een nieuwe winterjas voor haar dochter, en voor Lucas thermosokken en pantoffels. Woensdagochtend 2 oktober heeft Rosa buikpijn en een temperatuur van 38,2 graden. Ze mag op de bank onder een dekentje in de woonkamer televisie kijken. De man van Aurélie verlaat tegen kwart voor acht de woning. Het zal de laatste keer zijn dat hij zijn kinderen levend ziet. Na hem verschijnt de thuiszorghulp voor de deur. Zij verzorgt Lucas en verlaat tegen 9 uur de woning.

Het drama

Het is iets voor 10 uur in de ochtend in de rustige jaren ’80-wijk. In de woonkamer ligt op de bank Rosa. Lucas ligt een deurtje verder, in de aanbouw grenzend aan de woonkamer. Daar is in 2009 zijn slaapkamer met badkamer gerealiseerd. Lucas is lichamelijk en verstandelijk gehandicapt en heeft veel zorg nodig. Die woensdag mag hij, zoals op alle woensdagen, uitslapen. Vermoedelijk zit Aurélie rond dit tijdstip aan de grote tafel in de woonkamer. In haar hand een pen, voor haar een blad papier. ,,Ik zag geen uitweg meer. Ik wilde niet meer verder. Ik vond het leven te pijnlijk, moeilijk”, schrijft ze. Even ervoor heeft ze de woning afgesloten en de gordijnen gesloten. De voordeur wordt ook met het bijzetslot aan de onderzijde afgesloten. Dan pakt ze twee messen en maakt een einde aan twee jonge levens. Haar dochter stribbelt tegen, blijkt vrij plastisch uit het dossier. De snijwonden aan haar vingers passen bij afweerletsel. Eerst doodt ze haar dochter, daarna Lucas en vervolgens neemt ze 12 pillen in en de neusspray van haar zoon. Ze valt neer in de woonkamer. Zo wordt ze tegen twee uur in de middag gevonden door agenten en haar schoonmoeder. Zij had de politie gebeld nadat ze woning niet binnen kon komen. Agenten troffen Lucas dood aan in bed. Rosa lag bedekt met een kleedje op de bank. Aurélie, die niet reageerde op vragen, werd met een ambulance naar het ziekenhuis gebracht.

De antidepressiva

De rechtbank in Zutphen legde in maart 2016 de vrouw 9 jaar cel en tbs op. Maar pleegde ze de daad bij haar volle verstand of verkeerde ze onder invloed van bijwerkingen van antidepressiva? Haar advocaten Mehmet Özsüren en Alrik de Haas gaan uit van dat laatste. Aurélie V. zou een zogenaamde ‘prozac killer’ zijn. Na de zomervakantie van 2013 had ze last van extreme bijwerkingen, zeiden de raadslieden. Ze nam haar antidepressiva onregelmatig in. Ze toonde opmerkelijk gedrag. En die gedragsverandering wordt door buren gezien. Ze zwaaide haar kinderen niet meer uit en toonde agressief gedrag. ,,Ze zat in een emotionele achtbaan waar ze geen grip meer op had.” In haar afscheidsbrief repte ze met geen woord over haar kinderen. Ze heeft ook niet het besluit genomen ze van het leven te beroven, is haar verweer. Vreemd is dat ze de hals van haar dochter met pleisters dichtplakt nadat ze deze had doorgesneden. ,,Dit past niet bij een vrouw die voornemens was haar kinderen van het leven te beroven.” Voor de verdediging zijn de pleisters aanleiding te denken dat er sprake is geweest van een ernstige stoornis die haar keuzes hebben beïnvloed. En dus was het geen moord. Ze slikte paroxetine en een van de bijwerkingen is agressie, zei advocaat De Haas. Door de bijwerkingen is ze niet zichzelf en dit kan ook haar nachtmerries verklaren. En uiteindelijk dus ook, stellen de raadslieden, haar gedrag op de voor haar kinderen fatale dag in oktober 2016.

De rechtbank in Zutphen ging in maart 2016 niet mee in dit verweer. Zo zou agressie als bijwerking juist optreden bij onregelmatig gebruik van het antidepressivum. Maar dat ze onregelmatig gebruikte, staat in deze zaak helemaal niet vast. Dat de moeder niet in een roes of psychose handelde, zoals de verdediging meende, bleek uit haar handelen vlak voor de moord. Ze nam duidelijk rationele beslissingen zoals het sluiten van deuren en gordijnen en het schrijven een afscheidsbrief. Deze gefaseerde handelingen ,,lijken niet te duiden op een plotselinge opwelling”. En dus werd ze voor een dubbele moord veroordeeld.

Woensdag 21 en donderdag 22 februari dient het hoger beroep in deze zaak. Zowel de veroordeelde moeder als het Openbaar Ministerie gingen tegen het vonnis in beroep. Op de eerste zittingsdag worden onder meer deskundigen gehoord. In deze reconstructie is geput uit informatie ter plaatse op 2 oktober 2013 en uit vele regiezittingen en de inhoudelijke strafzaak in de rechtbank in Zutphen.

Waar is Willeke?

De graafmachine arriveert bij de voormalige boerderij van Willeke Dost

Het schemert nog als een vrachtwagen met oplegger over de Koekanger Dwarsdijk rijdt en stopt bij een boerderij. Op aanwijzingen van een agent rolt een kwartier later een oranje graafmachine van de oplegger. De Belgische chauffeur overhandigt de sleutels aan een van de agenten. ‘Als jullie chauffeur op F4 drukt, gaat de achteruitrijcamera aan’, geeft hij als tip mee. Nog eens tien minuten later vertrekt de oplegger weer. Vlak voor de graafmachine verzamelt zich steeds meer pers. Het hoofd van de regionale recherche legt uit waarom we hier staan. Schuin achter hem de boerderij met daar weer achter het perceel waar de graafmachine die dag zijn werk gaat doen. Vanuit die boerderij verdween in 1992 de toen 15-jarige Willeke Dost. Kennelijk op de fiets, met een tas met kleren bij zich. De deur naar haar voormalige slaapkamer is schuin achter de rechercheur zichtbaar. Achter ons loopt in een veld een bewoner, met weer voor hem een hond. In de verte een kerktoren. Verder lege velden, enkele bomen en ganzen op weg naar het zuiden.

Journalisten achter het lint in Koekange

Op een regenachtige novemberdag in 2018 wordt bekend wat we al wisten: Willeke is vermist. Maar die vermissing knaagt. Aan de politie, die nog altijd met een ‘coldcaseteam’ hoopt op een doorbraak. En ook aan betrokken burgers, die na het verzamelen van veel tips eindelijk haar laatste rustplaats gevonden menen te hebben. ‘Als de politie niet graaft, doen wij het’, dreigden ze een week eerder. Nu pakt de politie de taak op. In de uren graven die volgen blijft de hemel grijs. Op het natte grasveld schuifelen tientallen meters verder op een met politielint afgesloten terrein een twintigtal journalisten en cameralieden heen en weer om de kou uit de voeten te krijgen.

De zoeklocatie onthult alleen een oude sloot

Rond 12 uur blijkt op zoeklocatie 1 niets gevonden. We worden voor even op de zoeklocatie uitgenodigd. Van nabij is een kuil van 5 bij 5 meter te zien, een bodem van wit zand, de randen zwart. Een halfuur later start het graven op de volgende 5 bij 5 meter. Als ook daar het gat naar de zin van de politie groot genoeg is, volgt de uitleg. Een archeoloog heeft geconstateerd dat tot op de witte grondlaag is gegraven. En dat wil zeggen dat dieper dan dit nooit gegraven is. En dat de zoektocht, ook nu weer, tevergeefs was. Toch zeggen zowel de recherche als de initiatiefnemers: het zoeken gaat door. Tot er een antwoord volgt op de vraag waar Willeke is.

Deelder en Brood

In een strafzaak in de Zwolse rechtbank werd ik donderdag (7 juni) voor het blok gezet. Een officier van justitie kwam naar buiten met gevoelige informatie. Ik hoorde het aan, net als de advocaat, de griffier en drie rechters. Verder was er niemand in de zaal. Waarom ook? Het was een regiezitting, er stond maar een halfuurtje voor, het was op een zonnige dag eind van de middag. Hier viel geen vuurwerk te verwachten. De officier van justitie drukte mij, als enige aanwezige journalist, op het hart deze informatie niet te publiceren. Om een tipje van de sluier op te lichten: het gaat om een zedenzaak waarbij de officier geruchten wil ontzenuwen. En daarvoor wil ze de aangeefster opnieuw horen. En die aangeefster leest de krant waar ik onder meer voor schrijf, weet de officier. Ik vermoed dat een mogelijk tweede verdachte meeleest. En die haar zal influisteren haar bek te houden nog voor ze gehoord gaat worden zodra ze dat artikel leest. Ook de voorzitter – eerder te zien in de RTL5-reeks ‘Voor de rechter’ – verwacht vervolgens dat ik ‘prudent met deze informatie omga’.

Ze kennen me, die rechter en de officier. Maar ze weten ook waarom ik daar zit: om het publiek te informeren wat in dit gebouw gebeurt. Ik heb deze voorzitter en officier vaak de openbaarheid de liefde horen verklaren. Hoe de zoveelste advocaat met een verzoek de deuren voor de behandeling van een strafzaak te sluiten op zijn of haar plaats werd gezet. Ik heb ze altijd aan mijn zij gehad, wat openbaarheid betreft. Maar moet ik nu zwijgen? Het strafonderzoek kan spaak lopen als ik er over schrijf maar daar ben ik niet verantwoordelijk voor. Op de gang overleg ik met de officier van justitie. Op mijn initiatief want ze is al weggelopen. Dit is de zedenofficier bij wie ik het ooit voor elkaar heb gekregen dat ze door de gangen liep met ‘Oh kut! – Deelder en Brood’ op haar hand geschreven. Maar dat is een ander verhaal. Ik ken haar als een bevlogen zedenofficier maar ze heeft in mijn ogen een fout gemaakt. Het slagen of falen van een strafrechtelijk onderzoek moet niet in handen liggen van een journalist.

Verzoeken om juist wel te publiceren krijg ik vaker. Zoals in april, ook op een zonnige dag, maar dan buiten bij de Oostvaardersplassen. Het ANP heeft me er weer eens op uit gestuurd. Ik spreek meerdere demonstranten en er zitten veel natuurkenners tussen. Die allemaal op het ANP-net willen met hun verhaal. Als ik er niet over schrijf, gaan die dieren dood, is wat ze zeggen. Daarna volgt een langzaamaan-actie op de A6. Maar als we richting de snelweg rijden, breekt de colonne bij verkeerslichten. Ik buig af om een tweede demonstratie te verslaan bij het Provinciehuis in Lelystad. Dan belt een collega van het ANP. Er zijn geruchten dat de colonne nog voor de A6 wordt tegengehouden. Demonstranten zouden boos zijn: eerdere acties werden ook al opgebroken. De politie ontkent maar de bron blijft bij zijn verhaal. Met een belletje met enkele demonstranten – die op dat moment op de A6 rijden – weet ik dat gerucht te ontzenuwen.

Waar de een wil dat ik niets schrijf, wil de ander dat het verhaal de omvang van een boek bereikt of juist dat valse informatie wordt verspreid. Het is aan mij en mijn redacties de journalistieke afweging te maken wel of niet te publiceren, telkens weer. Om terug te komen op de zedenofficier: ik heb haar tijd gegund zodat de onderzoeksrechter zonder problemen de aangeefster kan horen. Maar zodra dat gebeurd is, krijg ik dat van haar te horen en wil ik weten wat daar uit kwam. Waarom ik die keuze maak? Omdat het mijn verhaal beter maakt. Nu publiceren roept alleen maar vragen op. Dat is de enige afweging die ik als journalist moet maken. Als mijn verhaal – in een landelijk of regionaal medium – de officier dan alsnog frustreert, weet ze al welk nummer ze op kan zetten. Dan hoeft ze alleen maar even op haar hand te kijken.